Recentelijk is Joost Boot opnieuw in het nieuws gekomen, omdat één van de bewoners van de nu te noemen Burgemeester Bootlaan aangeeft dat hij liever wil dat het nieuwe stationsplein naar de oud-burgemeester vernoemd wordt. Reden genoeg voor ons om de kwestie toch nogmaals onder de aandacht te brengen van de Hilversummers, ditmaal bij monde van historicus en journalist Bas Kromhout.
Ondertussen is het al ruim anderhalve maand terug dat het rapport uitkwam waarin werd uitgelegd wat de standpunten waren van oud-burgemeester Boot. Dit rapport was voldoende reden voor het college om onze bezwaren tegen de verering van Joost Boot door middel van een straatnaam weg te wuiven. Wij hebben korte tijd hierna een reactie gekregen van historicus en journalist Bas Kromhout, die hoewel hij de feiten in het rapport onderschrijft, over de conclusie een zeer andere mening is toegedaan. Hieronder volgt een onbewerkte versie van zijn standpunt.
“Conclusies rapport Joost Boot schieten tekort”
door Bas Kromhout
Ik wil nogmaals benadrukken dat ik geen enkel standpunt inneem in de discussie over de voorgenomen vernoeming van een straat naar oud-burgemeester Boot in Hilversum. Mijn commentaar betreft puur de inhoud van het rapport.
Hoewel de auteur een vrij gedegen onderzoek heeft gedaan, vind ik zijn conclusies tekortschieten. In het kort komt mijn kritiek erop neer dat het fundamenteel racistische en ondemocratische karakter van de ‘grote apartheid’ – waar Boot volledige en actieve steun aan gaf – onvoldoende wordt benoemd.
Actieve steun voor racistische politiek
Volgens de auteur van het rapport was Joost Boost géén fervent verdediger van apartheid (p. 24). Wel kan Boots standpunt dat de grote apartheid levensvatbare zwarte staten zou opleveren, volgens hem ‘zeer optimistisch’ worden genoemd en bekeek Boot de apartheidsregering ‘door een zonnige bril’ (p. 27). De auteur erkent dat destijds ‘velen’ vonden dat Boots standpunt ‘een miskenning van het intrinsiek racistische karakter van deze regering’ inhield (p. 27), maar hij spreekt hierover zelf geen oordeel uit. In plaats daarvan stelt hij dat er ‘geen eenduidig antwoord’ is te geven op de vraag, hoe Boots optreden moet worden beoordeeld. Naar mijn mening had de auteur hier duidelijk moeten stellen dat Joost Boot actieve steun verleende en probeerde te werven voor een racistische politiek.
Zuid-Afrikaanse regering lag niet wakker van Joost Boot
De ‘grote apartheid’, oftewel de thuislandenpolitiek, was het kernstuk van het beleid. Alle andere segregatiemaatregelen – inclusief de zogenaamde ‘kleine’ apartheid, de huwelijkswetten, de Groepsgebiedenwet en de deportaties, die Boot bekritiseerde – volgden hieruit. Nu waren er binnen de regerende Nasionale Party mensen die net als Boot ongelukkig waren met bepaalde uiterlijke kenmerken van de apartheid, terwijl zij het einddoel (de opdeling van het land in één groot blank-bestuurd gebied en een veelheid aan kleine, autonome zwarte staatjes) beschouwden als een moreel rechtvaardige oplossing voor Zuid-Afrika’s ‘rassenprobleem’. Deze mensen werden ‘verligtes’ genoemd. Tegenover hen stonden de ‘verkramptes’, die argumenteerden dat het hele weefsel van apartheid uit elkaar zou vallen als er ook maar één element uit werd weggenomen. Vanaf het einde van de jaren zeventig wonnen de ‘verligtes’ terrein in de partij en de regering. Besloten werd om meer te investeren in de levensstandaard van zwarte Zuid-Afrikanen en om zwarte vakbonden beperkt toe te staan. Zo hoopte de regering de onvrede onder de zwarte meerderheid weg te nemen en de macht te kunnen behouden. Premier P.W. Botha zei letterlijk tot zijn partijgenoten dat het een kwestie was van aanpassen of sterven. De Zuid-Afrikaanse regering zal dan ook vermoedelijk niet wakker hebben gelegen van Boots kritiekpunten, maar deze eerder hebben verwelkomd als steun in haar politieke strijd tegen de ‘verkramptes’, die door hun halsstarrigheid de blanke hegemonie juist in gevaar brachten.
Denkfouten
Het standpunt van de ‘verligtes’ mag humaner zijn geweest dat dat van de ‘verkramptes’, toch lagen er nog altijd dezelfde denkfouten aan ten grondslag. Ze dachten dat zwarten hun rechtmatige claim op volledig burgerschap van Zuid-Afrika zouden opgeven, dat 80 procent van de bevolking zich tevreden zou stellen met 13 procent van het land, dat de thuislanden konden worden ontwikkeld tot economisch en politiek levensvatbare staten, dat miljoenen stedelingen vrijwillig naar deze staten zouden verhuizen en dat de economie in het ‘blanke’ gebied op peil kon worden gehouden met een aldus sterk gekrompen reservoir van ‘gastarbeiders’ uit de thuislanden. De praktijk had eind jaren zeventig allang geleerd (en een ambtelijke commissie had in 1955 voorspeld) dat dit een utopie was, en dat zelfs dagelijkse pascontroles en gedwongen deportaties niet hielpen om de trek naar de industriesteden te keren.
‘Grote apartheid’ was ondemocratisch en racistisch
Het visioen van ‘grote apartheid’ was echter niet alleen onrealistisch, maar ook ondemocratisch en racistisch. Ook ‘verligte’ apartheidsadepten zoals Boot piekerden er niet over de zwarte Zuid-Afrikanen zelf te consulteren, laat staan volledige politieke zeggenschap te geven over hun eigen toekomst. Dit ondemocratische uitgangspunt verdedigden zij door te beweren dat de zwarten op een lager beschavingsniveau stonden dan de blanken. Het oude koloniale idee van blank ‘voogdijschap’ over de ‘gekleurde rassen’, dat elders in de wereld al sinds de jaren zestig was losgelaten, was in Zuid-Afrika nog altijd springlevend en legitimeerde in de ogen van de ‘verligtes’ dat zwarten politiek rechteloos waren – mits de ‘ontwikkeling’ van de zwarten en hun ‘opvoeding’ tot zelfstandigheid in hun ‘eigen’ gebieden serieus ter hand werden genomen. Het leek humaan en goedbedoeld, maar was gebaseerd op racistische vooroordelen over de ‘minder beschaafde’ zwarte medemens. Ook Boot, zo blijkt uit het rapport, onderschreef deze ideeën.
Tegenstander van ‘one man one vote’
Op één punt verschilde Boot fundamenteel van de ‘verligtes’ en de Zuid-Afrikaanse regering: hij vond dat de zwarten die ook na de massale volksverhuizing in de blanke ‘rompstaat’ zouden achterblijven (in een voor de blanken gunstige getalsmatige verhouding), wel burgerrechten moesten krijgen. Echter niet in de vorm van ‘one man, one vote’, maar van een stemrecht dat was voorbehouden aan zwarte mensen die een bepaald opleidingsniveau hadden gehaald. Zulks was de praktijk in Rhodesië en werd in Zuid-Afrika bepleit door de grootste oppositiepartij, de United Party. Ook bij gekwalificeerd stemrecht zou het zwarte electoraat te klein zijn om de blanke macht te bedreigen. Desondanks was de NP-regering principieel tegen.
Angst voor het ‘zwart gevaar’
Uiteindelijk waren concepten als ‘voogdijschap’ en ‘gescheiden ontwikkeling’ rationalisaties voor een diepgewortelde angst voor het ‘swart gevaar’. De voorstanders van apartheid waren er vast van overtuigd dat de blanke, christelijke beschaving ten dode was opgeschreven wanneer de meerderheid volledig stemrecht kreeg en een zwarte regering koos. Boot schreef in dit verband over ‘een levensbedreiging’. Deze existentiële angst, voortkomend uit racistische denkbeelden over ‘onbeschaafde’ zwarten, gaf de blanke minderheid in Zuid-Afrika de wil om koste wat het kost de politieke macht te behouden. Het was deze angst die de apartheid voortbracht.
De conclusie die ik trek uit de in het rapport verzamelde gegevens, is dat Joost Boot niet slechts door een zonnige bril naar Zuid-Afrika keek, maar ook door een racistische bril.
Over Bas Kromhout
Bas Kromhout is historicus en senior redacteur van het Historisch Nieuwsblad. In 2012 promoveerde hij op De voorman. Henk Feldmeijer en de Nederlandse SS. Zijn meest recente boek is “Goede Hoop. 400 jaar Nederland en Zuid-Afrika uit 2017″, welke is gekoppeld aan de gelijknamige documentaireserie van de NTR. Momenteel werkt hij aan een biografie van de Zuid-Afrikaanse Apartheidspoliticus Hendrik Verwoerd.